Oldenzaal: het kerkelijk centrum van Oldenzaal
In de tiende eeuwen gedurende de verdere Middeleeuwen mocht Oldenzaal met recht het kerkelijk middelpunt van Twente heten. Sedert de reeds genoemde bisschop Balderik daar immers in 954 een kapittel gesticht had, was daar een van de negen collegiale kerken van het bisdom gevestigd (vijf kapittelkerken stonden in Utrecht, de overigen in Oldenzaal, Deventer, Tiel en Emmerik). Daardoor was de Plechelmuskerk een van de hoofdkerken van het bisdom geworden.
De kanunniken gaven in Oldenzaal de toon aan. Twente vormde toentertijd één van de elf aartsdiakonaten van het bisdom Utrecht. Als directe vertegenwoordiger van de bisschop stond een aartsdiaken aan het hoofd, gewoonlijk de proost van het kapittel, dat verder bestond uit een deken en vijftien kanunniken.
Binnen het aartsdiakonaat Twente oefende de proost te Oldenzaal dus het hoogste gezag uit. Zijn aanzien en invloed waren niet gering. Immers ook in het stadsbestuur en de marke aangelegenheden woog dikwijls sterk de stem van het collegiaal college.
De proost had verder de bevoegdheid pastoors en kapelaans aan te stellen en eventueel te schorsen. Zelfs het Vormsel mocht hij toedienen. Verder hield hij of zijn plaatsvervanger tweemaal per jaar een rechtszitting, het zogenaamde sendgericht, waarbij recht gesproken werd in misdrijven, die verband hielden met geloof en zeden. Als men zich zeer misdragen had, kon men voor zijn rechterstoel geroepen worden om verantwoording af te leggen.
Tot het einde van het concilie van Trente bestonden deze sendgerichten, die sedert de elfde eeuw opkwamen. Omtrent het midden van de zestiende eeuw kwam er een einde aan de zelfstandige jurisdictie van het aartsdiakonaat Twente.