Verplaatsing van een grenssteen door Rossumers
Wisselen wij deze kerkelijke geschiedenis af met enkele gegevens aan de wereldlijke historie van Rossum ontleend. In het markeboek van De Lutte lezen wij dat er een grenskwestie ontstaan was tussen Rossum en De Lutte.
In 1635 hadden inwoners van Rossum de laaksteen (grenssteen), die Rossum van De Lutte scheidde, omgeworpen. Deze grenssteen stond bij de Rhaederbecke. De Lutter boeren richtten hem weer op, maar weer werd hij door de Rossumers neergeworpen. Nog eens herhaalde zich dezelfde geschiedenis.
Toen de steen voor de derde maal neergeworpen was, kwamen de “Rhaedermanne” uit De Lutte in het geweer, ze versloegen de Rossumers en zetten de steen weer op zijn oorspronkelijke plaats neer.
Het volgend jaar kwam men tot een schikking. Met goedvinden van beide partijen werd bepaald dat de grenssteen tussen de marken geplaatst zou worden “in ‘t midden der questieusen grunden, aan de voerwech nae Boenige, op de Rhaderbecke”.
Met tien paarden, vijf uit De Lutte en vijf uit Rossum, werd de steen daarheen gebracht “ende is under den laaksteen geleght tho narichtinge (d.w.z. dat hier de steen moest staan en nergens anders) acht pannenstucke (= stukgeslagen pannen) en achte kesselingen” (waaronder wij keien te verstaan hebben).
Volgens Sinnighe (Overijsselsche Sagen, pag. 49) zegt een overlevering dat zich tussen de kerk van Rossum en het rood steenke (de oude laaksteen) spoken vertoonden, die verschrikkelijk met hun kettingen rammelden (het volksgeloof wilde dat degenen die markestenen verplaatst hadden ook in het graf geen rust konden vinden).