Oude boerderijnamen in de vijftiende eeuw
Het is de moeite waard hier een aantal oude boerderijnamen te vermelden uit de marken Lemselo, Rossum en Volthe, zoals deze in het schattingsregister van Twente uit 1475 voorkomen. Voor dit schattingsregister, waarin de buitengewone belasting genoteerd staat, die de bisschop in dat jaar heeft geheven, volgen wij de uitgave van Drs. Hulshoff.
Uit Lemselo worden vermeld:
Hamesing (tegenwoordig Hams) , De Richter (Boerrichter) , Henreking (Hendriksman ) , Kalthaer (Kalter), Wolberting (Wolbert), Ther Maet (Maatman), Then Berge (Bergman), Oding (Oonk), Lansing (Laans), Lamberting (Lammertman), Deterding (Deter), Direking (Derkman), Bruning (Broerink), Bernering (Banierink), Schuer (Olde Rikkert), Hilberting (Hilbert), Stegeman (Stegman).
Uit Volte vinden wij in deze lijst:
Steenhoff (Steenhof), Leffording (Leferman), Adeling (Aalman), Liesker (De Lesscher), Wening (Weernman), Ansemanning (Ensman), Rykehoff (Rikhof), Velthus (Veldhuis), Lindele (Scholten Linde), Griping (Griep), Lasschehof (Lashof), De Mole (Mölleman), Ebenkate (Obenkotte), Roleving (Roolman}, Mensing (Mensman), Hubbelding (Hobbelt), Hamessing (Hamsing), Nyehus (Nijhuis), Sandering (Sanderman), Smeding (Smeenk), Smeling (Smellink ; Meenhuis), Reyning (De Reiner).
In een lijst uit 1615 worden de gewaarde erven in de marke Volte opgesomd. Het zijn dezelfde als in het schattingsregister van 1475. In totaal bezitten deze 21 erven 34 waeren (gerechtigheden in de gemeenschappelijke markegrond). Aelinck (Aalman ) bezat 4 waeren, Ryckhoff, Schul te ter Linde en Laschoff ieder 3, de rest bezat één of twee waeren.
De volgende boerderijnamen uit Rossum komen in het schattingsregister voor:
Lowyck (Laak), Lovelding (De Scheper; het huis is verplaatst), Engelberting (Engberman), Busch (Bosch), Vriling (Vrielink), Stege (Steggeman), Hoffstede (Hofstede), Then Velde (Velhuis), Heringman (Herink), Woltghering (Wolckerman), Hoyking (Huikman), Hesseling (Hesselink), Hersemole (Hesmölle), Blankenvoirt (Blankenvoort), Reymarding (De Reimer), Roetghering (De Raatger), Thyg (versnipperd; heeft gelegen ter plaatse van de oude kerk, in de achttiende eeuw bekend als Tijhuis), Tythoff (Tiedhof is versnipperd), Benning (De Benneker), Woste (De Weuste).
Verschillende van de vermelde erven worden ook in andere vroege oorkonden genoemd. Wat de markeboeken betreft: dat van Lemselo begint in 1654, dat van Volthe is in het begin van deze eeuw (1900) verbrand, het bestaan van een markeboek van Rossum is niet bekend.
Vermelden wij verder dat bisschop Philips van Bourgondië in 1518 voor het richterambt Oldenzaal bepaalde dat een vierde deel van de landbouwers onder bevel van hun richter ten strijde moest trekken, waarvan de kosten op de thuisblijvenden werden verhaald.
In 1546 betaalden Volthe, Rossum en Lemselo ieder zes goudgulden. Aansluitend is hier ook een oorkonde uit het Oldenzaals archief te vermelden, waarin een weide te Rossum vermeld wordt: op 30 oktober 1566 verklaart Wolter van Heyden, richter te Oldenzaal, dat hij aan de zeven arme vrouwen in Werners kapel een jaarrente verkocht heeft van twee mud rogge, gaande uit de Nije Maat in de marke Rossum.